Pensionaat Maria Hilf
De Paters Oblaten in Gemmenich
Een apostolisch seminarie.
Nota vooraf: deze kroniek handelt over de "Missionarissen Oblaten van Maria Onbevlekt", die de latijnse afkorting o.m.i. achter hun naam plaatsen. Dikwijls wordt de afkorting "Paters Oblaten" gebruikt, hoewel die eigenlijk niet correct is. Wij hopen dat het ons niet kwalijk genomen wordt dat we in deze tekst toch de afkorting gebruiken, om de tekst niet te verzwaren.
De middelbare studies bij de Paters Oblaten werd het "junioraat" genoemd, wat kan vergeleken worden met de "klein seminaries" van de seculiere geestelijken.
Dampicourt is een klein dorp in de provincie Luxemburg, dicht bij Virton, dus in een hoek van België. De Missionarissen Oblaten van Maria Onbevlekt hadden er een junioraat geopend om de missionarisroepingen te bevorderen. Van 1929 tot 1948 hadden de paters veel werk geleverd voor werving in de regio, maar in 1949 leek de wervingsmogelijkheid uitgeput. Het aantal studenten schommelde tussen dertig en veertig. Bovendien werden de lessen gegeven in klaslokalen die dermate vervallen waren dat een verhuis zich opdrong.
Op hetzelfde ogenblik hadden de Dames Ursulinnen in Heusy (Séroule) het ernstige probleem dat hun huis te groot was geworden voor de vier overgebleven zusters. Zij zochten huurders. Zo kwamen de Paters Oblaten in Heusy terecht, van waaruit de werving gemakkelijker kon worden georganiseerd in de regio Verviers en het land van Herve. Maar het huis in Séroule was niet bepaald comfortabel, het vertoonde veel niveauverschillen.
Verbouwingen waren onmisbaar als het junioraat er zich definitief wilde vestigen. Het eerste jaar in Heusy steeg het aantal studenten naar vijftig, het tweede jaar waren het er al vijfenzestig.
Om dure werken te verantwoorden moest men het gebouw in eigendom hebben. Maar de Ursulinnen waren niet bereid te verkopen.
Voor het vervolg van het verhaal bladeren we in de annalen van de kloostergemeenschap, de "Codex Historicus".
Te koop...
Op 29 mei 1950 kwam EP Nizet terug van een bezoek bij een van zijn ijveraarsters, Mw Gotta Lelarge, en zocht hij de EP Overste van het junioraat op, pater Foucher.
Hij had terloops iets gehoord over een prachtige huisvesting in Gemmenich die te koop zou staan aan voordelige voorwaarden. De Zusters van het Arme Kind Jezus zouden verheugd zijn om het te kunnen overlaten aan een godsdienstige congregatie... Als men het eens zou gaan bekijken... en tijdterwijl een mooie wandeling maken... Men besloot het te doen op 31 mei.
Op 31 mei, feestdag van Maria Middelares, sinds1920 patroonheilige van het junioraat, ging EP Nizet vergezeld van Mr. en Mevr. Gotta, de EP Overste ophalen in Spa en van daaruit vertrok men naar Gemmenich.
In feite betrof het grandioze huisvesting, stevig gebouwd, zeer goed onderverdeeld, praktisch nieuw.
Het werd volledig bekeken, men vond het prachtig. Terloops vroeg EP Nizet wat de prijs zou zijn...
drie miljoen. De pater vroeg zich af of hij het goed begrepen had... Er was toch zes hectaren grond, een kleine hoeve (de hoeve Hendricks) en een schattig rustig kerkhof dat ook meteen EP Overste bekoord had.
Op de terugweg overlegden de paters over hun bezoek. De zaak werd nauwelijks ernstig genomen: het was ver, men voelde zich toch goed in Heusy, er waren de projecten in Barvaux. Nochtans, om zich niets te moeten verwijten schreef EP Overste die avond een brief aan de EP Provinciale Econoom om hem de zaak te melden: beschrijving van het huis, voordelen en nadelen. Kon men misschien overwegen of het toch voordelig zou zijn om voor drie miljoen een gebouw te kopen dat precies voldeed ? Afgehandeld, pater Overste ging slapen... en dacht er niet meer aan.
Op 4 juni kreeg EP Overste een kaart van
EP Provinciale Econoom die zijn bezoek aankondigde, want hij wou het huis zien. Men leek de zaak ernstig te nemen.
Op 6 juni 's morgens vertrokken EP Provinciaal Nottebaert, EP du Bois en EP Overste naar Gemmenich. Het hele gebouw van Maria-Hilf bekeken, het is aanlokkelijk … Dezelfde dag naar Simpelveld, waar de Algemeen Econoom van de zusters de reeds genoemde prijs bevestigde.
Maar er was waarschijnlijk een kandidaat. Hij moest een antwoord geven tegen einde van de week.
EP Provinciaal twijfelde sterk. EP du Bois loste de kwestie op : "als de huidige kandidaat koopt is het probleem geregeld ; als hij niet koopt, kunnen we dat dan niet zien als een teken van de Voorzienigheid ?"
Op vrijdag vernam EP Provinciaal dat
de kandidaat zich had teruggetrokken, het ging over de mutualiteiten die al vakantiekampen hadden georganiseerd in Gemmenich, ze hadden al een som geïnvesteerd in de inrichting van de slaapzalen.
De 12 juni, in de provinciale raad van Gijzegem besloot men na een tamelijk lange discussie tot aankoop van het huis in Gemmenich.
EP Perron, algemeen assistent voor verblijf in Belgie, kwam ook Maria-Hilf bezoeken. Hij was erg onder de indruk van het gebouw maar was meer geneigd om het scholasticaat naar Gemmenich over te brengen en het junioraat naar Verviers. Volgens hem zou dat bij de ouders uitvluchten voorkomen als afstand, taal...
Maar men moest snel beslissen, want andere kandidaten boden zich aan, maandag was een antwoord nodig. Er was ook nog een toestemming nodig van de Bisschop, en dan van de Algemene Overste. Op 16 juni ontving Mgr. Kerkhofs EP Provinciaal en EP Overste. Heel vriendelijk vertelde hij hen dat hij al verwittigd was door de zusters, dat hij zeer verheugd zou zijn als wij ons zouden vestigen in Gemmenich en wenste dat ons huis er zou bloeien.
Tenslotte kwam op 18 juni een telegram van de algemene administratie in Rome met de toestemming om het huis in Gemmenich aan te kopen. Later zou dan de opheffing volgen van de vestiging in Heusy en de oprichting van die in Gemmenich.
Op 20 juli verlieten de leerlingen Séroule om in vakantie te gaan ; zij zouden er niet terugkomen...
Vanaf 21 juli begonnen de verhuiswerkzaamheden en op 1 augustus verhuisden enkele paters naar Gemmenich om er de meubelen op hun plaats te zetten naarmate ze aankwamen. De terugkeer van de leerlingen was eerst gepland op 18 september, maar werd verschoven naar 25 september.
Op 9 november 1950 werd uiteindelijk de verkoopakte van Maria-Hilf getekend, het vroegere pensionaat voor jonge meisjes werd nu het "
Maison Notre-Dame de Grâces de Gemmenich" vrij vertaald "Onze-Lieve-Vrouw van Genade van Gemmenich". In 1955 werd er "Apostolisch Seminarie" aan toegevoegd en werd het "
Séminaire Apostolique Notre-Dame de Grâces de Gemmenich".
De traditie getrouw had het Seminarie maar één afdeling, de Grieks-Latijnse Humaniora, voorafgegaan door een voorbereidend zevende jaar.
Het eerste jaar in Gemmenich waren er drieënveertig leerlingen ingeschreven in de humaniora (op het einde van het jaar bleven er 37 over) en elf in het zevende, allemaal internen. De vakanties thuis waren beperkt: met Allerheiligen, de Kerstvakantie, Carnaval, Pasen en Pinksteren. Dit verklaart waarom de jeugdbewegingen en andere ontspannings- en culturele activiteiten een belangrijke plaats hadden in het schoolleven.
Een college dat openstond voor de streek...
Het werd reeds gezegd dat de paters Oblaten naar Gemmenich gekomen waren om hun missionarisactiviteiten verder te zetten. Het "Seminarie" had een junioraat en moest in de letterlijke betekenis van het woord een kweekplaats zijn voor roepingen. Maar tien jaar later waren de tijden veranderd.
De democratisering van het onderwijs leidde er toe dat veel jongeren secondair onderwijs gingen volgen. Maar die jongeren wilden niet allemaal latijn studeren.
Voor de jongeren uit de streek Montzen-Gemmenich die "moderne humaniora" wilden volgen hield dat lange busreizen in naar Herve of Verviers of op internaat gaan. Het Bisdom was zich bewust van dit probleem en wou een tegenzet doen tegen de acties van de middelbare staatsscholen die men als niet-christelijk beschouwde, om niet te zeggen antichristelijk. Daarom wendde het Bisdom zich in 1960 tot de Paters Oblaten, en drong er bij hen op aan om een middelbare school te openen vanaf september. In een verslag van de "Commissie voor de problemen van het junioraat " lezen we dat een tamelijk belangrijk deel van de paters die idee genegen was. De economen daarentegen waren er amper voor te vinden omdat het praktisch onmogelijk was om met de nodige inrichting klaar te zijn. Anderzijds leek het voor de commissie toch voordelig om een jaar respijt te krijgen en in die periode alle aanpassingen te doen voor de gewenste werking en ook het hele functioneren van de nieuwe middelbare school goed te bestuderen. Op 14 mei meldde Pater Overste aan de Raad van Bestuur dat het Bisdom aandrong om het volgende jaar te starten, minstens met één klas.
In deze eventuele middelbare school moest "een discipline heersen, overeenkomstig met de aard van de plattelandsmensen, erg gehecht aan discipline". Zo luidde het advies van een van de leden van de reeds genoemde commissie. Men zei dat de middelbare staatsscholen er erg op letten en dat de faam van een middelbare school bij de paters er van afhing.
Ondanks het aandringen van het Bisdom wachtte men tot het schooljaar 1961-1962 om de lagere cyclus van een moderne afdeling te openen. Die was in het begin voorbehou-den voor externen en kreeg vanaf het eerste jaar een positieve weerklank in de streek. DOp slag steeg het aantal leerlingen van 91 naar 122, waarvan 14 in de zesde moderne. Tegelijkertijd werd het lerarenkorps versterkt met leken. Van 1959 tot 1965 trad de pioniersploeg aan: de Heren : E. Beaupain, L.Wintgens, A. Liegeois, E. Cracvatte, A. Bertha, J. Huppermann, G. Schyns, R. Jennes, J. Langohr, R. Jongen, H. Lambertz, R. Michel, C. Willemssen et G. Royen
Al in 1960 was een project voor nieuwbouw ter studie geweest. Een nieuw gebouw moest minstens plaats bieden aan de drie middenklassen en de lagere klassen van de humaniora, met ontdubbeling van het eerste jaar.
Eenmaal de beslissing genomen was ging men snel over tot realisatie, zelfs zo dat de werken konden worden uitgevoerd tijdens het schooljaar 1961-1962. De plannen werden opgemaakt door architect David de Grivegnée en de werken werden uitgevoerd door aannemer Guillaume Conzen, buurman van de paters. Het nieuwe gebouw verlengde het bestaande in zuidelijke richting. Het had dertien nieuwe klassen op het gelijkvloers en de verdieping, in de kelder kwam een ontspanningszaal. In september 1962 konden de lokalen in gebruik genomen worden.
In de annalen van het college zal
zaterdag 9 maart 1963 altijd ingeschreven blijven als een zwarte pagina. Tegen 12.30 uur brak die dag een brand uit op de vierde verdieping van het centrale gebouw, in een chambrette van de grote internen. De oorzaak kon nooit met zekerheid achterhaald worden: kortsluiting, onvoorzichtigheid ? Ondanks het snelle en daadkrachtige optreden van de brandweer van Montzen, Welkenraedt en Verviers verwoestte de hevige brand de gehele vierde verdieping alsook de derde verdieping van het toegangsgebouw.
De "Codex" gaf het gebeuren weer met de bewoordingen: "Met deze twee verdiepingen verdwenen ook de dakkamers, alles wat zich hier bevond werd meegesleurd in rook, vlammen en assen. Gelukkig geen slachtoffers … De studenten waren naar huis gekeerd voor een week, en vanaf de avond van die zaterdag 9 maart begon men het puin te ruimen: wat er overgebleven was van de derde verdieping, open en bloot. Dit werk zou de hele week duren, met de hulp van vrijwillige arbeidskrachten, verzameld in de omliggende dorpen: arbeiders, boeren, zelfstandigen, mannen en vrouwen. Bij de terugkeer van de internen op zondag 17 september was het gebouw zuiver en bewoonbaar. De experts waren aan het werk; het betrof het terugvinden van de plannen, opnieuw samenstellen van het dossier en de schade berekenen. Op de derde verdieping wordt een roofing geplaatst met gebitumineerd karton...".
Het volgende jaar werd de wederopbouw uitgevoerd door aannemer G. Conzen, volgens plannen van architect David de Grivegnée.
Helaas moest het esthetische worden opgeofferd aan het functionele: het was niet mogelijk om een dakverdieping te herbouwen met een versierde voorgevel zoals degene die door de brand was verwoest. Men moest een meer functioneel gebruik maken van het herbouwde gedeelte. Men bracht er persoonlijke kamers onder en archieflokalen. Er stonden ook een aantal acquaria waar exotische vissen gekweekt werden.
Het "Apostolisch Seminarie" leidde dus een bewogen leven in het begin van de zestiger jaren : de openstelling voor externen en voor de regio, de bouw van een nieuwe vleugel, de brand en de wederopbouw. Maar er waren nog andere personen actief. De Heer Pastoor Nyssen van Gemmenich herinnerde zich dat ruim vóór 1960, vooral na de oprichting van het Seminarie en ook de Middenschool van de Staat, de toekomst van de leerlingen uit de streek een grote bezorgdheid was van de families en van de bestaande scholen. Inspecteur Etienne Flas was een van de promotoren van de "Vierde Graad", die gestart was in de lagere meisjesschool van de Zusters van het Arme Kind Jezus.
Deze vierde graad was een gunstige ontwikkeling, zodat in 1959 op initiatief van de dekenij Montzen een "Vrije Middelbare School voor Meisjes" werd opgericht, waarvoor men een grondstuk moest kopen van de familie Johnen en er schoolgebouwen zetten. Deze gebouwen werden ingewijd op Pinksterdag 31 mei 1962, door de Bisschop Mgr Van Zuylen. Een gedeelte van de gebouwen stond op de gronden die toehoorden aan de Zusters van het Arme Kind Jezus.
Vlak naast de middelbare school voor meisjes bestond sinds 1961 de Dominique Savio school, een familiale school met eigen directie. Zij heeft bestaan tot 1981.
De middelbare school bood aan de meisjes van de omgeving de gelegenheid om een getuigschrift te behalen van de lagere cyclus van de moderne humaniora zonder dat ze daarvoor naar Verviers, Herve of elders moesten. Wie bij het einde van het derde jaar verder wilde studeren moest van school veranderen.
Dat laatste probleem bekommerde dus pastoor E. Nyssen erg. Begin 1965 deed hij een eerste poging bij de Paters Oblaten opdat zij meisjes zouden aanvaarden in de hogere cyclus van de moderne afdeling die zij gingen opzetten, en die een afdeling wetenschappelijke A (zwaartepunt op wiskunde) zou hebben. Parallel daarmee zou men een afdeling latijn-wiskunde opzetten, waarvan de leerlingen het latijn samen met de afdeling grieks-latijn zouden volgen, en de wiskunde samen met de afdeling moderne A.
De opening van de hogere cyclus moderne bij de Paters Oblaten was niet zonder moeilijkheden verlopen. Al op 23 januari 1964 had Pater Overste Jaquemin in een onderhoud met de Bisschop het project tot oprichting van de hogere cyclus voorgesteld als een logische aansluiting op de lagere cyclus die reeds sinds 1961 bestond. Maar de Bisschop had daarop gereageerd met een citaat van een van zijn medewerkers "Maar dat is volgens Mr. Kusters de dood van het instituut in Dolhain !" Daarop had pater Jaquemin geantwoord door de voordelen op pastoraal- en onderwijsgebied uit te leggen alsook de nieuwe mogelijkheden tot werving. Hij vertelde ook dat er reeds externen waren in de grieks-latijnse lagere cyclus en dat Gemmenich toelating had om externen te aanvaarden in de hogere cyclus van dergelijke afdeling.
Hoewel de Bisschop geen moeilijkheid maakte over het project op zich wilde hij geen snelle beslissing nemen. Volgens hem ging het over een scholenplanning in de regio, en vooral ten aanzien van het Instituut in Dolhain dat zich in een kritieke financiële situatie bevond.
Men moest dus nog geduld oefenen … Waardoor Gemmenich de leerlingen kwijtspeelde die uit de 3e moderne kwamen in juni 1964. Het was pas in september 1965 dat het "Seminarie" de waaier van mogelijkheden kon uitbreiden, en de afdelingen moderne A en latijn-wiskunde kon openen. De "school van meneer Pastoor" voor de meisjes behoorde nog niet tot de mogelijkheden waarvan velen onder hen droomden, er moesten nog moeilijkheden worden opgeruimd.
De Oblaten moesten toen een antwoord geven aan de directeur van de middelbare school voor meisjes, en na een discussie in de raad van bestuur besloot men: "Wij zijn er niet klaar voor om deze verantwoordelijkheid waardig te aanvaarden. De regionale opinie heeft in dit geheel verkeerdelijk gemeend dat een seminarie meisjes opleidt. Pater Overste heeft besloten om negatief te antwoorden aan de heer Pastoor" Het verslag van de vergadering van de Raad van Bestuur eindigde met een nota: "De Heer Pastoor heeft het probleem goed opgenomen. Hij begrijpt onze aarzeling". De tijd was nog niet rijp voor gemengd onderwijs !
De omstandigheden leidden er toe dat op 1 september 1969 een gemengde afdeling economische werd opgericht.
De school veranderde van naam : "het Seminarie" werd het "Collège Notre-Dame". In 1970 werden meisjes ingeschreven in de grieks-latijnse humaniora. In 1974 aanvaardde de latijnse afdeling meisjes vanaf het eerste jaar.
In 1980 werd de fusie van de secondaire scholen van het complex Maria-Hilf definitief.
Uittreksels: Kroniek 7 - Auteur: J.Langohr (Gemmenich)
Vertaling : Hubert Van den Bergh - Lommel.