🏠News ContactLinksPlan-Regio + WeerAgenda'sFolders
Kasteel LIBERME - Kettenis (V.V.V. Drie grenzen)

Ontdekking ➔ De kastelen

➔ De lijst   ➔ kastelenroute      Printervriendelijk

KASTEEL LIBERME (Kettenis)


Deze mooie naam herinnert zowel aan een zéér oud geslacht uit Limburg, al aan een van de meest schilderachtige kastelen van het vroegere hertogdom. Op 700 meter ten noordnoordoosten van de kerktoren van Kettenis, beneden langs de weg (iets ten westen ervan) die naar Eynatten leidt, ligt een groepje gebouwen in een soort dalgebied, dat is Libermé.

Men kan het kasteel bereken of via een privé-laan, of via een holle weg, die iets verderop ligt. Als we deze weg ongeveer 100 meter volgen en dan links afslaan, komen we op een doodgewone binnenplaats uit. Links zien we een zestiende eeuws gebouw (een soort kasteeltje) met een dak van leisteen. Het dak staat in verbinding met de achthoekige torenspitsen van twee ronde torens (waarvan de benedenbouw iets breder is) aan weerskanten van het gebouw. Dit gebouw loopt door aan de rechterkant in een oude bescheiden hoofdbouw met een dak van dakpannen.
Tussen det wee torens zien we een karpoort in boogvorm, binnen een soort vierkant kader van een vroegere ophaalbrug. De sporen hiervan zijn nog te zien aan twee stenen die een inkeping hebben waar vroeger de as van de ophaalbrug in steunde.

Dat toont aan dat vroeger de boerderij en het kasteeltje ernaast, omringd waren door water. De boog van de poort is fijn bewerkt met beeldhouwwerk van de wapens van cie Battenburgs en de Straet's. De deurstijlen ervan hebben lange ronde uithollingen in de vorm van een halve maan om het voorbijrijden van karren te vergemakkelijken. Daarboven zijn twee spitse gotische Ogen en net onder de kroonlijst vinden we een stenen dwarsligger van een raamnis met daarop een, eveneens gotische inscriptie, die het bouwjaar aangeeft (1534) en de naam van de bouwer, namelijk Battenburg.

Als we naar binnen gaan door het portaalgedeelte dat uitzicht heeft op een kleine betegelde binnenplaats van een boerderij, zien we rechts een stenen brug met drie bogen, voorzien van een hoeksteen met daarop het jaartal 1766, die een tweede verdwenen ophaalbrug vervangt. Vanaf daar begint het kasteelgedeelte, (voorafgegaan door een pleintje) dat geheel met grachten omringd is. Het is een rechthoekig, tamelijk hoog en fors gebouw, waarvan de begane grond werd verhoogd met een bovenverdieping.

Het geheel is bedekt met een dak bestaande uit twee hellende vlakken leisteen. die voorzien zijn van dakvensters. Aan de noordoostelijke puntgevel en aan de noordoostelijke gevel is het bovenste gedeelte van de wand in vakwerk uitgevoerd en voorzien van erkers die op houten dwarsbalken steunen. De erkers bestaan nog, maar zijn minder in aantal dan vroeger. Het vakwerk aan de noordwestkant, met zijn in eikenhouten kozijnen geplaatste venstertjes, is vervangen tijdens de verbouwingen in 1919. De hoofdgevel ligt op het zuidoosten, in de richting van de weg Kettenis-Eynatten. Een vleugel die haaks op het gebouw naar achteren loopt, is aan deze gevel vastgebouwd.

Vanaf het uiteinde van het dak van deze vleugel begint een kegeivormige toren waarvan men de betekenis niet begrijpt, en die v66r 1919 niet bestond! Deze gehele vleugel was trouwens vroeger lager: de hoogte van de nok bereikte slechts dezelfde hoogte als de kroonlijst van het hoofdgebouw. We treffen er nog de gotische bovendorpels van een mam van en een kelderdeur. De andere raamnissen, die vernieuwd worden in de achttiende eeuw, zijn dan ook in Lodewijk XV-stijl, afgezien van de ramen aan de noordwestgevel, die tijdens de verbouwingen van 1919 werden vervangen. Een hoge zijdelingse trap leidt naar de ingang. Aan die kant vinden we een langwerpige steen (die nu als bovendorpel voor een kelderdeur dient) met de gebeeldhouwde wapens erop van de Battenburgs, de Straets en de Libermés. Deze steen is ongetwijfeld afkomstig van een open haard.

Kasteel Libermé was een op zich staand landgoed dat zich had losgemaakt van de Heerlijkheid van Kettenis, maar was desondanks ook afhankelijk van het Chapitre de Notre Dame d'Aix la Chapelle. In 1346 was het kasteel eigendom van Arnold de Libermé. Het kasteel blijft in bezit van het nageslacht, totdat er geen mannelijke erfgenamen zijn (ongeveer 160 jaar later).

In 1366 worden de namen; Rose (weduwe van Filles de Libermé), en haar zonen, Thomas en Ziche de Libermé genoemd. In 1407 is een zekere Schin de Hagen voor één derde deel eigenaar; In 1439 wordt het kasteeltje eigendom van Guillaume de Libermé, kanunnik van de St. Lambert, en provoost van het kapittel van de St. Jean te Luk. In het midden van de vijftiende eeuw schijnt een zekere Carsilis d'Eupen het huis georven te hebben.

Hij doet het over aan de gebroeders Jean en Bauduin de Birgel en aan Werner de Palant. In 1463 wordt het kasteel gekocht door Thierry de Palant, burggraaf van Limbourg, die het drie jaar later weer verkoopt aan Jean Bertolf de Hergenrath. Deze was in 1446 getrouwd was met Agnes Poleijn de Kettenis waarmee hij al drie zonen had.

In 15 18 behoort Libermé toe aan Gerard de Kaldenbach, echtgenoot van Marie KrummeI de Nechtersheim. Deze verkoopt het kasteel in 1531 aan Hermans de Battenburg, kapitein in dienst van het keizerlijk leger. Hij was het die in 1634 op de Waal van de oude burcht een nieuw groter kasteel liet bouwen, evenals het kasteeltje. De torenspitsen van zijn twee torens die in het begin van de twintigste eeuw werden weggehaald en er in 1932 weer zijn opgezet. Herman de Battenburg had met zijn echtgenote Elisabeth de Straet een zoon die Libermé erfde en het door zijn overlijden weer naliet aan zijn dochter Marie de Battenburg. Deze trouwt met Jacques de Presseux de Hautregard, kapitein van de Waalse infanterie en tweede veldheer van kapitein Leonard d'Aywalle.

Laatstgenoemde werd in 1604 eigenaar van Libermé. Niettemin komt het eigendom terug in handen van Catherine de Presseux, dochter Uit het eerste huwelijk van zijn vrouw. Zij trouwt met Jean de Halley (ca. 1665) die Libermé in 1634 in bezit krijgt. Het landgoed gaat na hun dood over op hun zoon Albert Ernest de Hallay en vervolgens op hun kleinzoon Claude Charies de Halley, deken van de domstiftkerk van Sainte Croix te Luik. Hij krijgt het in 1675 in bezit, en verkoopt het kasteel in 1697 aan Baron Maximilien d'Estembeque.

Deze stierf in 1738, maar had het kasteel reeds in 1710 geschonken aan zijn dochter Isabelle Josèphe, die trouwde met Thomas de Royer. Hun zonen Jacques Alexandre en Maximilien Thomas de Royer volgen hun op als eigenaren en laten enkele wijzigingen aan het gebouw aanbrengen. De modernisering van de zuidoostgevel en de vervanging van de ophaalbrug van het kasteel in 1766 zijn van hun hand. Jacques Alexandre overleed eerder dan zijn broer, zodat Maximilien Thomas de Royer alléén eigenaar bleef van het landgoed en aan zijn naam De Libermé toevoegde. Hij trouwde met Marie Catherine Elisabeth de Schindel en in tweede instantie met Anno Marie Engier.

Door zijn overlijden in het jaar 1790, laat hij Libermé na aan zijn dochter uit het eerste huwelijk, Anne Marie Lamartine (of Marie Thérèse Josèphe) de Royer, echtgenote van Jean Charles Thomas de Fraipont (1757-1811). Zij wonen er en verkopen het kasteel later aan Pierre André Guillaume Joseph Poswich (17691851), echtgenoot van Marie Claire T.H.A. Marbaise. Deze was kantonrechter te Walhorn en vervolgens burgemeester van Kettenis (van 1800 tot 1827). In 1823 verkocht hij het kasteel aan Guillaume Henri-Fr. The Losen die het naliet aan zijn zoon Renier Bertrand.

Vervolgens gaat het over op diens zoon, Auguste The Losen. Na zijn dood laat hij Libermé na aan zijn dochter Elise Marie H.A. The Losen, die in 1880 getrouwd was met do rechter Franz Audomar Broich. Zij bezaten Libermé vanaf 1895 en verkopen het in 1918 aan Edwin (of Emile?) Suermondt, echtgenoot van Anne Englerth. Het daaropvolgende jaar liet hij ingrijpende verbouwingen aan het kasteel uitvoeren.

Met name do verwijdering van het vakwerk van de gevel en de vervanging van de ramen aan de tegenoverliggende gevel.

Deze veranderingen zijn niet erg geslaagd en hebben ongetwijfeld afbreuk gedaan aan het oorspronkelijk zo schilderachtige bouwwerk.

Na zijn dood (omstreeks 1929) bleef zijn weduwe op Libermé wonen tot haar dood op 15 maart 1934.

+ in onze rubriek FOTO'S Het kasteel word door haar twee kinderen georven. Mechtilde en Egbert Suermondt uit Düsseldorf. Aangezien beiden de Duitse nationaliteit hadden, werd er na de Tweede Wereldoorlog beslag gelegd op het bezit.

Uit "LES DELICES DU DUCHE DE LIMBOURG van Guy POSWICK" - (1951).
© foto: wikipedia.org